18334 |
nylonkous |
nylonkous:
nilonkaose (K357p Paal),
nilònkaosə (K357p Paal)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
deze merge (K357p Paal),
deze meurge (K357p Paal),
haïe merget (K357p Paal)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekens (K357p Paal),
eͅfəkəs (K357p Paal),
ps. of toch omspellen volgens IPA: [@ff@k@s]?
ɛffekes (K357p Paal)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
okkernoot:
hoekkerneute (K357p Paal)
|
I-7
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksəl (K357p Paal)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20701 |
oliebol |
smoutebol:
Syst. IPA
smo̞ͅu̯təbo̞ͅl (K357p Paal)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slax[molen] (K357p Paal)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
afmaken (K357p Paal),
afslagen:
afslagen (K357p Paal),
afspannen:
afspanǝ (K357p Paal),
afstegelen:
afstegǝlǝ (K357p Paal),
afzetten:
afzetten (K357p Paal)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
stegeling:
stegǝleŋ (K357p Paal)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluif:
slø̜i̯f (K357p Paal)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|