e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pap pap: Syst. IPA  pap (Paal) Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
papier papier: papeir fommele (Paal), papijer verfrŏŏmele (Paal), papīr (Paal) papier [ZND m] || papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-3-1
papperig, opgeblazen persoon paffer: paffer (Paal) opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
paraplu paraplu: ne paraplu (Paal), parəplɛi (Paal) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] III-1-3
paren van de duiven paren: pōͅə.rə (Paal) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkelijke gemeente met pastoor`  een parochie (Paal) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
partij partij/parti: partij/parti (Paal) Zestig zakken van veertig kilo bij elkaar. [N O, 38p] II-3
pas uit het ei gekomen kipje sjiepje: šipkǝ (Paal) [N 19, 40b] I-12
pasbrug licht: lixt (Paal), lichtbalk: lixt˱balk (Paal) Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21] II-3
pasen pasen: ppaschen valt laat (Paal) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3