e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf nuchtere mutten: nøxtǝrǝ mø.tǝ (Paal) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen laten meten: laten meten (Paal) Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] III-1-3
pasteitje vid-tje: Syst. IPA  vidēͅkə (Paal) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastinaak bitterpoten: bettərputə (Paal), pinksterbloem: pinksterblom (Paal) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pəstu.ər (Paal, ... ) pastoor [RND] III-3-3
patates frites friet: Syst. IPA  frit (Paal) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pû.tər (Paal) pater [RND] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): heilige: m  patroeën (Paal) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: paius (Paal) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel poten: poete (Paal) I-7