30050 |
piketten |
klompjes:
klømpkǝs (K357p Paal),
palen:
pǭlǝ (K357p Paal),
stekken:
stɛkǝ (K357p Paal)
|
De houten palen die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. Piketten hebben doorgaans een lengte van 70 tot 80 cm. Zie voor de woordtypen 'metskluppelen' en 'korteling' ook het lemma 'Korteling'. [N 30, 24b]
II-9
|
29954 |
pikhouweel |
pioche:
pios (K357p Paal)
|
Houwwerktuig met lange steel en twee armen. Een van de armen heeft een beitelvormig uiteinde, de andere loopt uit in een punt. Zie ook afb. 14c. [N 30, 19c; monogr.]
II-9
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
kap:
kap (K357p Paal),
zwade/zwaai:
zwāi̯ (K357p Paal)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
18162 |
pil |
pil:
pel (K357p Paal)
|
pil [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
26230 |
pin |
pin:
pen (K357p Paal)
|
De ijzeren pin aan het achtereinde van de molenas in windmolens. Zie afb. 48. Zie ook het lemma ɛtapɛ. Het betreft daar het uiteinde van de molenboom in watermolens.' [N O, 10s]
II-3
|
23287 |
pinksteren |
sinksen:
singsen (K357p Paal)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pikken:
pikken (K357p Paal),
pikə (K357p Paal)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] || pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)]
III-3-2
|
20060 |
pioen |
sinksbloem:
-
sinksblom (K357p Paal),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
seŋsblom (K357p Paal),
stinkbloem:
-
stinkbloem (K357p Paal),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
sjtinkblom (K357p Paal)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kēͅjən (K357p Paal),
kĕjen (K357p Paal),
kĕnne (K357p Paal),
kieén (K357p Paal)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
k(tm)jən (K357p Paal),
keən (sg) (K357p Paal),
ke͂ͅjən (K357p Paal),
kieën (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)]
I-7
|