17831 |
plukken |
plukken:
pløkə (K357p Paal)
|
plukken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
33707 |
poel |
poel:
pūl (K357p Paal)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
kuisen:
køͅsə (K357p Paal)
|
schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
smo̞kəlbrok (K357p Paal)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
pu̞fmaw (K357p Paal)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19418 |
poken |
keuteren:
keuteren (K357p Paal)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
34511 |
pokken en difterie |
sprik:
sprek (K357p Paal)
|
Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64]
I-12
|
21569 |
politie |
gendarmen (<fr.):
de jendarmen hemmen hem gepakt (K357p Paal),
politie (< lat.):
de pelitie hit em aagehoon (K357p Paal)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
21437 |
politieagent |
gendarme (fr.):
ne genderm (K357p Paal),
police (fr.):
police (K357p Paal)
|
Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtlēpəl (K357p Paal, ...
K357p Paal),
soeplepel:
su̞plēpəl (K357p Paal)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel [N 01 (1960)]
III-2-1
|