e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plukken plukken: pløkə (Paal) plukken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
poel poel: pūl (Paal) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poetsen, schoonmaken kuisen: køͅsə (Paal) schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
pofbroek smokkelbroek: smo̞kəlbrok (Paal) plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
pofmouw pofmouw: pu̞fmaw (Paal) pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] III-1-3
poken keuteren: keuteren (Paal) in de kachel poken [ZND 40 (1942)] III-2-1
pokken en difterie sprik: sprek (Paal) Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64] I-12
politie gendarmen (<fr.): de jendarmen hemmen hem gepakt (Paal), politie (< lat.): de pelitie hit em aagehoon (Paal) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
politieagent gendarme (fr.): ne genderm (Paal), police (fr.): police (Paal) Hoe heet &lt;&lt; een politieagent &gt;&gt; ? [ZND 40 (1942)] III-3-1
pollepel potlepel: poͅtlēpəl (Paal, ... ), soeplepel: su̞plēpəl (Paal) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel [N 01 (1960)] III-2-1