20830 |
bier |
bier:
bééjr (K357p Paal),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
beier (K357p Paal),
bieër (K357p Paal)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierpap:
Syst. IPA
beͅi̯ərpap (K357p Paal)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
biersoep:
Syst. IPA
beͅi̯ərso̞ͅp (K357p Paal)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33502 |
bieslook |
bieslook:
biesloek (K357p Paal),
look:
look (K357p Paal)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
34238 |
biestmelk |
biest:
bes (K357p Paal),
best (K357p Paal),
bis (K357p Paal)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
bietenblader:
bitǝblār (K357p Paal),
bietenloof:
bitǝluf (K357p Paal),
toppen:
sǫpǝ (K357p Paal)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
bietenmolen:
biǝtǝmø̄lǝ (K357p Paal)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
aftrekken:
aftrękǝ (K357p Paal),
uitplanten:
ø̜tplantǝ (K357p Paal)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
33255 |
bietensnijbak |
scherfblok:
sxɛrǝfblǫk (K357p Paal)
|
Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d]
I-5
|
34345 |
biggen werpen |
baggen:
bagǝ (K357p Paal),
bágǝ (K357p Paal)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|