e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuipen stuipen: stēͅpə (Paal) stuipen (kinderziekte) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
stuitbeen staartbeen: steͅtbijən (Paal) stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)] III-1-1
stuiven van droog zand of stof stuiven: staivə (Paal), tstáift (Paal) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [ZND A2 (1940sq)] III-4-4
stuks -vee beesten: biǝstǝ (Paal) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
suiker suiker: sā⁄kər (Paal) suiker [ZND 07 (1924)] III-2-3
suikerbiet suikerbiet: sāi̯kǝrbiǝt (Paal) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suizen van de oren fluiten: flø͂ͅtə (Paal), tuiten: tūtə (Paal) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
taai stuk vlees taai: tɛ̄vlīəs (Paal) taai vlees [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
taaie pannenkoek leren koek: Syst. IPA  lē̝ͅrəkuk (Paal) Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)] III-2-3
taart gteau (fr.): Syst. IPA  gatō (Paal) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3