26305 |
taats van de kleine spil |
pinijzer:
pinijzer (K357p Paal)
|
Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24]
II-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
toəfəl (K357p Paal),
toͅfəl (K357p Paal),
toͅu̯fəl (K357p Paal),
tøfəl (K357p Paal, ...
K357p Paal),
tøͅfəl (K357p Paal)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND A2 (1940sq)], [ZND m]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
təfəlmeͅs (K357p Paal)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tant (K357p Paal)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (K357p Paal
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tãn (K357p Paal)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandpein (K357p Paal),
tandpijn (K357p Paal),
tantpain (K357p Paal),
taunpajn (K357p Paal)
|
ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tantvlijəs (K357p Paal)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
26510 |
tandwieltje |
ratel:
rǭtǝl (K357p Paal)
|
Tandwiel waarmee de stand van het schoen kan worden versteld. Op deze wijze kan de graantoevoer naar de stenen worden geregeld. Het tandwiel is in een aantal molens de vervanger van de greinstok. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [Vds 154; Coe 139; Grof 164; N D, 33 add.]
II-3
|
32620 |
tap van de houten gierton |
stop:
stǫp (K357p Paal)
|
De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.]
I-1
|