32709 |
uiteenploegen |
afbouwen:
áf˱bōǝn (K357p Paal),
afslagen:
áfslāgǝ (K357p Paal)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
dennenpost:
dęnǝpǫst (K357p Paal)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
natuur:
natø̜i̯ǝr (K357p Paal)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
34169 |
uitgeteld zijn |
om zijn van (de/haar) tijd:
om zijn van (de/haar) tijd (K357p Paal)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
17854 |
uitglijden |
uitschampen:
uitschampen (K357p Paal),
ötskampə (K357p Paal),
uitschuiven:
uitshaeven (K357p Paal),
ötskjvə (K357p Paal),
øͅtskaivə (K357p Paal)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ø̜tkō.mǝ (K357p Paal)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
kabelen:
Bij het knikkerspel zegt e laatste: nal.
we zulle ieërst kaobele (K357p Paal),
opgooien:
opgoeien veur t este (K357p Paal)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
18311 |
uitneembaar frontje |
gimp:
WNT: gimp, 1) Eene soort van passement: draad met gekleurde zijde omsponnen.
gemp (K357p Paal),
gɛmp (K357p Paal)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
lijkbidden:
leekbèèn (K357p Paal),
lijkbidden (K357p Paal),
lijkbijen (K357p Paal),
lijkbiechten:
lijkbichtenn (K357p Paal)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
schelden:
op emant schelle (K357p Paal),
uitmaken:
emant ətmākə (K357p Paal),
ieman utmaken (K357p Paal),
iemand uitmaken (K357p Paal),
iemant uitmake (K357p Paal),
uitschijten:
iemant uitskijete (K357p Paal),
uitschijten (K357p Paal),
gemeen
ətschētə (K357p Paal)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|