17684 |
bloedwei |
water:
wātər (K357p Paal)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
blouwet worst (K357p Paal),
pens:
pɛ.nsə (K357p Paal),
Syst. IPA
pe̝ͅnsə (K357p Paal)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloedzuiger (K357p Paal),
bloedzuiker:
bloedzoker (K357p Paal)
|
bloedzuiger [ZND 33 (1940)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blai̯ (K357p Paal),
bloem:
blǫm (K357p Paal)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
(-) bluit (K357p Paal),
blai̯ǝ (K357p Paal),
blȳǝ (K357p Paal),
blø̜̄i̯ǝ (K357p Paal),
blōi̯ǝ (K357p Paal),
in de bloei staan:
(-) stit in de blai (K357p Paal),
in de bloem staan:
(-) stiet in de blom (K357p Paal)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (K357p Paal),
Syst. IPA
bloͅm (K357p Paal),
geteemst meel:
gǝtømst mę̄l (K357p Paal)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-3, III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blumə (K357p Paal)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
33611 |
bloementuin |
hof:
hof (K357p Paal),
perkje:
perkske (K357p Paal)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|
24649 |
bloemknop |
bot:
bot (K357p Paal, ...
K357p Paal),
botte:
botten (K357p Paal, ...
K357p Paal),
scheut:
skeut (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
blomky(3)̄əl (K357p Paal)
|
bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7
|