id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25204 | warm weerx | warm (weer): wɛrəm (Paal) | warm (weer) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4 |
19717 | was | was: wás (Paal) | Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] II-6 |
19669 | wasknijper | droogspeld: drø̄xspeͅlən (Paal), spietje: spiekes (Paal) | klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] III-2-1 |
32545 | wasmand | wasmand: wasmān (Paal) | In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12 |
19520 | wastobbe, wasteil | bassin: niet het woord teil baseͅŋ (Paal) | teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
19645 | wasvrouw | wasseres: wašoͅrs (Paal), waswijf: waswēͅf (Paal) | wasvrouw [ZND B1 (1940sq)] III-2-1 |
34173 | waterblaas | waterblaas: wātǝrblāwǝs (Paal) | De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11 |
19457 | waterdamp, wasem | domp: doͅmp (Paal), dump (Paal), wasem: wōͅsəm (Paal) | damp [ZND 33 (1940)] III-2-1 |
18302 | waterdichte laars | waterbot: waterbotte (Paal), wātəRbòtə (Paal) | laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3 |
30318 | waterdorpel | dorpel: dørpǝl (Paal), vensterdorpel: venstǝrdęlǝpǝr (Paal) | Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9 |