e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boezeroen werkhemd: wɛrkhøm (Paal) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bok van het rijtuig schei: sxē̜ (Paal) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking boksharing: boeksherring (Paal), bokseͅrəŋ (Paal), bukseͅriŋ (Paal), gerookte haring: gəruk˂dən heͅrəŋ (Paal) bokking (gerookte haring) [ZND B2 (1940sq)] || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhowt (Paal) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen hondskot: honskot (Paal), kot: kot (Paal) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen kwakwangen: [sic]  kwakwaŋə (Paal) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bolster van de okkernoot bolster: bolster (Paal), holster: houster (Paal), sloester: sloester (Paal) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bomen afscherpen: afscherpen (Paal) Het diepe gedeelte van de groeven, het bodemsel, scherpen. [N O, 34f] II-3
bont als apart kledingstuk pels: ne pels (Paal), pɛls (Paal) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw slaan: zwɛt em blōt Xəslāgə (Paal) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2