e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: nøzik (Paal) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop rode kop: ruǝkǫp (Paal) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwętkǫp (Paal) [N 3A, 128] I-11
bonte specht, specht specht: specht (Paal), speͅxt (Paal) specht [ZND 07 (1924)] || specht, bonte — III-4-1
bontkraag pelsen kraag: pɛlsəkrə:x (Paal) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsen jas: pɛlsəjas (Paal) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: bo.ch (Paal), boog (Paal, ... ), center: sęntǝr (Paal) boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] II-9, III-3-2
boogschuttersgilde gilde: gilde (Paal) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boom (alg.) bomen (mv.): būəmə mv (Paal), boom: buəm (Paal) boom [RND], [ZND m] III-4-3
boomgaard bogaard: boogert (Paal), bōgərt (Paal), bōͅgərt (Paal) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7