e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

Gevonden: 3746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham boterham: boterham (Paal), bōtəram (Paal), Syst. IPA  bōͅtəram (Paal), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boterham (Paal), boterram (Paal), snee: snē (Paal), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  snee (Paal) boterham [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || hoe noemt men de met boter gesmeerde snee brood [ZND 48 (1954)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham (kinderwoord) boo: Syst. IPA  bōͅ (Paal), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boo (Paal, ... ), boo-tje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  booke (Paal), sneetje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  sneeke (Paal) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham met vet vetteram: Syst. IPA  ve̝ͅtəram (Paal) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood half en half: Syst. IPA  haləf˂e̝ͅnhaləf (Paal) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterkorf boterkorf: bōtǝrkø̜rf (Paal) Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
boterkuip boterteil: boterteil (Paal) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11
boterpot boterkroegje: bōtərkruxskə (Paal) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervlootje boterpot: bōtərpoͅt (Paal) botervlootje [N 20 (zj)] III-2-1
botteriken botteriken: bǫtǝrekǝ (Paal) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouwemmer emer: īmǝr (Paal) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9