20637 |
boterham |
boterham:
boterham (K357p Paal),
bōtəram (K357p Paal),
Syst. IPA
bōͅtəram (K357p Paal),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boterham (K357p Paal),
boterram (K357p Paal),
snee:
snē (K357p Paal),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snee (K357p Paal)
|
boterham [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || hoe noemt men de met boter gesmeerde snee brood [ZND 48 (1954)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
boo:
Syst. IPA
bōͅ (K357p Paal),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boo (K357p Paal, ...
K357p Paal),
boo-tje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
booke (K357p Paal),
sneetje:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
sneeke (K357p Paal)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
vetteram:
Syst. IPA
ve̝ͅtəram (K357p Paal)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
Syst. IPA
haləf˂e̝ͅnhaləf (K357p Paal)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32556 |
boterkorf |
boterkorf:
bōtǝrkø̜rf (K357p Paal)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
34248 |
boterkuip |
boterteil:
boterteil (K357p Paal)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
19549 |
boterpot |
boterkroegje:
bōtərkruxskə (K357p Paal)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19517 |
botervlootje |
boterpot:
bōtərpoͅt (K357p Paal)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32948 |
botteriken |
botteriken:
bǫtǝrekǝ (K357p Paal)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
29961 |
bouwemmer |
emer:
īmǝr (K357p Paal)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|