19504 |
dweil |
opneemdoek:
opneemdoek (K357p Paal)
|
Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
21313 |
eed |
eed:
eed (K357p Paal),
ied (K357p Paal)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
boomkopertje:
ook ZND 02, 008
boemkoeperke (K357p Paal)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
weer:
wieren in zijn handen (K357p Paal),
wieëre in zen haan (K357p Paal),
wijere in zijn haan (K357p Paal)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
22483 |
een april |
kattenkop:
kattekop (K357p Paal)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een borrel pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
borrel pakken (K357p Paal),
een druppel drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dreppel drinken (K357p Paal)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham bereiden:
nə bōtram brē̝ͅn (K357p Paal),
een boterham strijken:
nə bōtram strekə (K357p Paal)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
geschenk geven:
geschenk geven (K357p Paal)
|
Het gebruik om het dienstpersoneel geschenken mee te geven voor de ouders met oudjaar. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
niet gelegd hebben:
nęi̯ gǝlēt (K357p Paal)
|
[N 19, 36]
I-12
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜. (K357p Paal),
ē̜i̯ (K357p Paal),
ę (K357p Paal),
ęi̯ (K357p Paal),
eitje:
ęi̯kǝ (K357p Paal)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|