17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gekrold haor (K357p Paal),
krullen:
krolle (K357p Paal),
krolə (K357p Paal),
krullenhaar:
krollehaar (K357p Paal)
|
gekruld haar [N 10 (1961)] || hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
ge mot geld hemmen om kunnen te betaolen (K357p Paal),
geͅlt (K357p Paal, ...
K357p Paal),
ich bin mij geld kwijt (K357p Paal),
ich zen mè geld kwèt (K357p Paal),
xɛld (K357p Paal)
|
geld [RND], [ZND m] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
koehoedertje:
koeiheujerke (K357p Paal)
|
kwikstaart, gele —
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
boontjes:
bunǝkǝs (K357p Paal),
paardsbonen:
pɛ̄ǝrtsbūnǝ (K357p Paal)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
33239 |
gele voederwortel |
walenpoten:
wālǝpūǝtǝ (K357p Paal)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelijcken (K357p Paal),
gelèken (K357p Paal)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
zijn zaad hebben:
zijn zaad hebben (K357p Paal)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
hē ēs zy geloef kwijt (K357p Paal),
hij es een geloef kwyët (K357p Paal)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gelujeve (K357p Paal),
geluuëve (K357p Paal),
als in duwen
geluven (K357p Paal)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
26287 |
geluid maken, gezegd van de kammen |
fluiten:
fluiten (K357p Paal)
|
Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112]
II-3
|