21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
wêrde (L290p Panningen)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetse mĕĕt ziene kôp (L290p Panningen),
zich boetse (L290p Panningen),
stoten:
de kop sjtôête (L290p Panningen),
met de kop sjtôête (L290p Panningen)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
potig:
pûûtig (L290p Panningen)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
boeke (L290p Panningen),
bökke (L290p Panningen),
zich boeke (L290p Panningen)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
daupdook (L290p Panningen),
daupklĕĕdje (L290p Panningen),
daupmötske (L290p Panningen),
de rauwtoor (L290p Panningen),
de zjwarten toor (L290p Panningen),
dook (L290p Panningen),
sjlabberlépke (L290p Panningen),
zèjverlépke (L290p Panningen)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18253 |
[falie] |
falie:
faalie (L290p Panningen),
falie (L290p Panningen)
|
falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18210 |
[jasje] |
jas:
jas (L290p Panningen)
|
Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
betekenis: gebreide borstrok voor vrouwen en kinderen
liefke (L290p Panningen)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18211 |
[wambuisjas?] |
jasje:
jaeske (L290p Panningen)
|
Hoe noemt men hetzelfde kledingstuk, van katoenen stof vervaardigd? [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
almoos (L290p Panningen)
|
aalmoes [SGV (1914)]
III-3-1
|