e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

Gevonden: 4207
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerheiligen allerheiligen: Allerhéllige (Panningen), (ee kort).  Alderheellige (Panningen), vroeger: allerhillege.  allerhéjlige (Panningen) Allerheiligen. [N 06 (1960)] III-3-3
allerzielen allerzielen: Alderzîêle (Panningen), allerzeei̯le (Panningen), Allerzîêle (Panningen) Allerzielen. [N 06 (1960)] III-3-3
angst angst: ĕngst (Panningen) angst [SGV (1914)] III-1-4
anjelier flet: flet (Panningen), genoffeltje: snuffelke (Panningen) [DC 17 (1949)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) genoffeltje: -  sjnuffelke (Panningen, ... ), violet: -  flet (Panningen) tuinanjer [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] III-2-1
anker anker: anker (Panningen), aŋkǝr (Panningen), balkanker: balǝk˱aŋkǝr (Panningen), trekanker: tręk˱aŋkǝr (Panningen) anker [SGV (1914)] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9, III-3-1
appelbol appelenbol: Syst. WBD  appelebo.l (Panningen), zomerweggetje: Syst. WBD zö.merw´´kske = eigengebakken wittebroodje met appel erin als beloning voor t zö.mere (=aren lezen).  zö.merwĕĕkske (Panningen) Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] III-2-3
appelboom appelboompje: Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen  appelbömke (Panningen) [DC 03 (1934)] I-7
appelmoes appelenmoes: (accent op móó:s).  appelemóóÚ:s (Panningen), Syst. WBD klemtoon op -moos  appelemoos (Panningen) Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3
aren lezen zomeren: zø̜mǝrǝ (Panningen) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4