27222 |
handlanger |
handlanger:
haŋklaŋǝr (L290p Panningen),
opperder:
ōkǝrdǝr (L290p Panningen)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
handlangeren:
hanklaŋǝrǝ (L290p Panningen),
opperen:
ōkǝrǝ (L290p Panningen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
17662 |
handpalm |
handpalm:
hangkpalm (L290p Panningen)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32831 |
handrol, tuinrol |
hofrol:
hō ̞frǫl (L290p Panningen)
|
Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.]
I-2
|
31440 |
handschaar |
bladscheer:
blātšīr (L290p Panningen
[(voor plaatmateriaal)]
),
knipscheer:
knepšīr (L290p Panningen
[(voor plaatmateriaal)]
),
plaatscheer:
plātšīr (L290p Panningen)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
25609 |
handschieter |
broodplankje:
brūǝtplɛŋkskǝ (L290p Panningen),
broodslee:
brūǝt-šlē (L290p Panningen)
|
Plankje waarmee het deegbrood op de ovenpaal gelegd wordt. In N 29, 45c werd gevraagd: "Waarmee legt u het brood op deze platte houten schop?" Bedoeld was met die platte, houten schop de "ovenpaal". Veel antwoorden duidden erop dat dit leggen van het brood op die schop met de hand(en) gebeurde. Deze opgaven zijn niet in het lemma opgenomen evenals de opgaven "karton" of "kartonnen vlakjes". Zie afb. 23. [N 29, 45c]
II-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
hoase (L290p Panningen),
hōās (L290p Panningen),
hòòse (L290p Panningen),
vingerhaas:
vingerhòòse (L290p Panningen)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
mitaine (fr.):
mitéénes (L290p Panningen)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
31324 |
handschroef |
handschroef:
haŋkšruf (L290p Panningen)
|
Kleine, ijzeren staartbankschroef waarin men een werkstuk kan vastklemmen. Zie ook afb. 58. De handschroef wordt gebruikt onder meer gebruikt bij het klinken, solderen en met de hand vijlen van kleine voorwerpen. [N 33, 204b; N 33, 241]
II-11
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hens (L290p Panningen)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|