21411 |
kopen |
kopen:
kaupe (L290p Panningen),
koape (L290p Panningen)
|
koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
19883 |
koper poetsen |
poetsen:
bijv. koper poetse
putsə (L290p Panningen)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21644 |
kopergeld |
koper:
kooper (L290p Panningen)
|
koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24193 |
koperwiek |
lijster:
liesjter (L290p Panningen)
|
koperwiek
III-4-1
|
19582 |
kopje |
kopje:
køͅpkə (L290p Panningen)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kuileskop schieten:
B.v. héé sjoo.t r koe.lekeskoop in.
kōē.leskôp sjī:te (L290p Panningen)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kopgaren:
kǫp˲gārǝ (L290p Panningen)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
32684 |
koppelhaak, koppelketting |
stroopstuk:
štrø̜i̯.pštø̜k (L290p Panningen)
|
De in dit lemma verenigde termen betreffen het verbindingsstuk ( + evt. onderdelen) tussen het zwenghout van het trekdier en de kam of stelboog. Dat was meestal - en vooral bij de oude voetploeg - een korte ketting met een haak aan de uiteinden. Vaak echter bestond dit koppelstuk uit twee haken, twee ringen of een haak en een ring die onderling door een draaihaak verbonden waren, of kon volstaan worden met een haak, een open schakel of een ring zonder meer. Bij de latere ijzeren wentelploeg met voorkar kon het zwenghout rechtstreeks aan de haak van de stelboog worden vastgemaakt. Sommige opgaven benoemen dan ook de vaste haak die deel uitmaakt van de grindelstang ofwel de tot de breedteregeling behorende beweegbare haak. De bovengenoemde of een daarop gelijkende ketting werd - en enkele van de onderstaande termen wijzen daar al op - eveneens gebruikt om de eg met het zwenghout te verbinden. Men zie daarom ook het lemma Egketting ca. [JG 1b + 1e + 2c; JG 2b-4, 2c; N 11, 35; N 11 A, 95b + 99c]
I-1
|
29119 |
koppelstang |
wipper:
wepǝr (L290p Panningen)
|
De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4]
II-7
|
33967 |
koppelteugel, koppelstang |
koppelijzer:
kǫpǝlīs˱dǝr (L290p Panningen)
|
Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36]
I-10
|