21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezĕt (L290p Panningen)
|
krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
31339 |
kraspen |
koperen pen:
kōpǝrǝn pɛn (L290p Panningen)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
krassen [SGV (1914)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
krekel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbol:
krintebôel (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
krinteböl (L290p Panningen, ...
L290p Panningen,
L290p Panningen),
Syst. WBD
krintenbo.l (L290p Panningen),
krentenbroodje:
Syst. WBD
krintebrutje (L290p Panningen)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krinte-wègk (L290p Panningen),
krintewĕĕk (L290p Panningen),
krintewèk (L290p Panningen),
Syst. WBD Klemtoon op -w´´k
krintewĕĕk (L290p Panningen),
pruimpjesweg:
Syst. WBD Klemtoon op -w´´k
pruumkeswĕĕk (L290p Panningen),
rozijnenweg:
Syst. WBD Klemtoon op -w´´k
rezīēnewĕĕk (L290p Panningen)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [SGV (1914)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kĕrme (L290p Panningen)
|
kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18146 |
kreupel |
kreupel:
Weinig gebruikt.
(kreupel) (L290p Panningen)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
(een) kreupele:
krø̜̄pǝlǝ (L290p Panningen)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krøbǝbītǝr (L290p Panningen)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|