33409 |
legnest |
bocht:
bō.xt (L290p Panningen)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|
34147 |
leiden |
leiden:
lɛi̯ǝ (L290p Panningen)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
29899 |
leipan |
gebakken lei:
gǝbakǝ lęj (L290p Panningen),
gebakken leipan:
gǝbakǝ lęjpan (L290p Panningen)
|
Gebakken dakpan in de vorm en afmeting van de natuurlijke lei. Leipannen worden gespijkerd, zij hebben geen kop- of zijsluiting en moeten daarom zo gedekt worden dat de naad tussen twee leipannen afgedekt wordt door een bovenliggende pan. [N 32, 49a]
II-8
|
27280 |
leisteen |
solnhofer:
sǫlǝnhōfǝr (L290p Panningen)
|
Vast, hard, natuurlijk gesteente, in het algemeen van laagvormige of schilferige structuur en meestal grijs of grijsblauw van kleur. Het wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal en voor dakbedekkingen. Zie ook het lemma 'Daklei'. De woordtypen jurasteen, jura en solnhofer verwijzen naar de winplaatsen van deze steensoorten, respectievelijk het Juragebergte en het plaatsje Solnhofen in Beieren (Duitsland). [N 30, 55g;]
II-9
|
32337 |
lek geworden |
verrad:
vǝrrāt (L290p Panningen)
|
Een lek in een vat of ton wordt meestal veroorzaakt door uitdroging van het hout waardoor de banden los gaan zitten en de duigen en bodemplanken niet meer tegen elkaar aan sluiten. [N E, 52]
II-12
|
25743 |
lekbak |
lekbak:
lę̄kbak (L290p Panningen)
|
De bak onder de beslagkuip of klaringskuip waarin men het aftreksel van mout en water verzamelt. [N 35, 49; monogr.]
II-2
|
17643 |
lende |
lende:
lenge (L290p Panningen),
linje (L290p Panningen),
NB: linjelaam = aan beide kanten mank.
linje (L290p Panningen)
|
lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25627 |
leng |
leng:
leŋ (L290p Panningen)
|
Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.]
II-1
|
17558 |
lenig |
lenig:
leenig (L290p Panningen),
zwak:
zjwaak (L290p Panningen),
zwaak (L290p Panningen)
|
Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] || lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
lintje (L290p Panningen, ...
L290p Panningen,
L290p Panningen)
|
lente [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-4-4
|