34090 |
linkervoorkwartier |
voor van de hand:
vø̜r van dǝ haŋkt (L290p Panningen)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
22888 |
linksachter |
linksachter:
linksachter (L290p Panningen)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkspoot:
linkspoeët (L290p Panningen)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksvoor:
linksveur (L290p Panningen)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
doek:
doǝk (L290p Panningen)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lentj˲[voeg] (L290p Panningen)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
31436 |
lintzaagmachine |
lintzaag:
lentj˲zāx (L290p Panningen)
|
Stationaire machine voor het zagen van diverse materialen. Het zaagblad van de lintzaagmachine bestaat uit een stalen band zonder einde dat aan één kant van zaagtanden is voorzien en wordt aangedreven door een elektromotor. Het te zagen materiaal rust op een zaagtafel en wordt tegen het draaiende blad aangedrukt. Met de lintzaag kunnen ook gebogen zaagsnedes worden gemaakt. Het werktuig werd volgens de invullers uit L 290 en L 291 gebruikt om profielijzer te zagen. [N 33, 330; monogr.]
II-11
|
17617 |
lip |
lip:
lup (L290p Panningen)
|
lip [SGV (1914)]
III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (L290p Panningen)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
18051 |
litteken |
lijklauw:
[lijk + lauw] of [lij + klauw] ?
liklouw (L290p Panningen)
|
litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|