33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
kopband:
kǫp˱[band] (L290p Panningen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mulkǫrǝf (L290p Panningen)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
18308 |
muiltje |
slip:
slippen (L290p Panningen),
slof:
sloffen (L290p Panningen)
|
Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mōēs (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
mūūs (L290p Panningen)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
de mōē.s van ne hangkt (L290p Panningen),
mōēs (L290p Panningen),
muisje:
muuske (L290p Panningen)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (L290p Panningen)
|
muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
33687 |
mulle grond |
zand:
za.ŋk (L290p Panningen),
za.ŋkt (L290p Panningen)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
möts (L290p Panningen)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenberm:
sjansenberm (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|