31509 |
benzinesoldeerbout |
benzinebout:
bɛnzin˱bǫwt (L290p Panningen)
|
Soldeerbout die wordt verwarmd door middel van een in de bout ingebouwde benzinebrander. Zie ook afb. 185. Volgens de invuller uit Q 121 werd de benzineloodbout speciaal gebruikt voor buiten- en dakwerk en voor goten. De bout kon niet uitwaaien omdat de brandstof door middel van een pomp onder druk werd gebracht. [N 33, 195b; N 64, 16b]
II-11
|
19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
Toegift: van rietstengels met pluimen (algemeen in gebruik geweest als ragebol): p؉.zenbee.sem gemaakt van rietpluimen met stengel gebundeld voor ragebol. (pluim = p؉:s)
bĕĕreken beesem (L290p Panningen)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26051 |
berrie |
berrie:
børi (L290p Panningen),
boom:
(mv)
bø̜i̯m (L290p Panningen)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
schamppalen:
šamppø̜̄.l (L290p Panningen)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
besjuut (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
besjūūt (L290p Panningen)
|
de beschuit [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuiten met muizenkeurtjes:
Syst. WBD
besjuu.te mĕĕt moezekörkes (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
beschuitebol:
bǝsȳ.tǝnbo.l (L290p Panningen),
bestel:
Syst. WBD Nieuwjaarsbrood
besjtélle (L290p Panningen),
mastel:
Syst. WBD Nieuwjaarsbrood
mesjtélle (L290p Panningen)
|
[N 29, 61; N 29, 60]Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitedeeg:
bǝšȳ.tǝndɛjx (L290p Panningen)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25633 |
beschuitdoppen |
beschuitedoppen:
bǝšȳ.tǝdø̜p (L290p Panningen)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|
25628 |
beschuitmeel |
beschuitemeel:
bǝšȳ.tǝmē̜l (L290p Panningen)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|