25595 |
netvloeistof |
water:
wātǝr (L290p Panningen),
wieks:
weks (L290p Panningen)
|
Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
17608 |
neus |
neus:
naas (L290p Panningen)
|
neus [SGV (1914)]
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
gevel:
geevel (L290p Panningen),
gē.vel (L290p Panningen),
klomp:
klôômp (L290p Panningen),
kokker:
kooker (L290p Panningen),
snotkokker:
sjnótkoo.ker (L290p Panningen),
snuit:
sjnōē.t (L290p Panningen)
|
neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
snuit:
sjnoet (L290p Panningen)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neusgaten:
naasgaate (L290p Panningen),
naasgaater (L290p Panningen)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
naasring:
nāsreŋk (L290p Panningen)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nāsrīm (L290p Panningen)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
ring:
reŋk (L290p Panningen)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
17698 |
nier |
nier:
neer (L290p Panningen),
nē:r (L290p Panningen)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34265 |
nieren |
nieren:
nīrǝ (L290p Panningen)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|