e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

Gevonden: 4207
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biechten (gaan) biechten (gaan): biechte (Panningen) biechten [SGV (1914)] III-3-3
bieden bieden: beue (Panningen) bieden [SGV (1914)] III-3-1
bier bier: beër (Panningen) bier [SGV (1914)] III-2-3
bierkelder pakhuis: pakhū.s (Panningen) De ruimte waar het bier wordt opgeslagen wanneer het niet direkt aan klanten wordt geleverd. [N 35, 87; monogr.] II-2
bierklaarsel clarifiant: xlōrǝfiant (Panningen) Het middel dat aan het bier wordt toegevoegd om dit te klaren. Uit de opgave blijkt dat er nogal veel verschillende middelen door de diverse bierbrouwers worden gebruikt. Volgens P. Chambille de Beaumont (pag. 8) werd in Maastricht gebruik gemaakt van "saliansky". Dit was een klaringsmiddel dat bestond uit de vellen van een vis (saliansky) die uit Rusland werd ge√Ømporteerd. Ook de respondent uit L 210 merkt op dat het "bereidsel" was gemaakt van een Russische vis. Het werd bereid met azijn. Men moest het "bereidsel" kloppen tot het "kort" was, waarna het bij het bier in de ton werd gedaan. De zegsman uit Q 99 vermeldt, evenals P. Chambille de Beaumont, dat de "vislijm" werd aangemaakt in een bierketel en geroerd met een "bezempje", een kort roeachtig voorwerp. De invuller uit Q 99 merkt op dat het klaarsel werd gemaakt van runderbeenderen, terwijl volgens de respondent uit P 180 de "gelatine" werd getrokken uit de poten van koeien. [N 35, 83; monogr.] II-2
bierpap bierpap: Syst. WBD  bee.rpap (Panningen), slemp: Syst. WBD  sjlemp (Panningen) Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)] III-2-3
bierstelling bierstelling: bērštęǝleŋ (Panningen) De stellage waarop het gist- of legervat is geplaatst. Zie afb. 13. [N 35, 74; monogr.] II-2
biervaten schoonmaken wassen: wǭsǝ (Panningen) Het reinigen van biervaten. De woordtypen "solferen" en "ontsolferen" (Q 95) waren van toepassing op het ontsmetten van vaten met behulp van zwavel dat werd vermengd met water (Claessen, pag. 2. 51). [N 35, 89] II-2
biesijzer bodemijzer: b ̇ōmī.zǝr (Panningen) Een metalen haak of hefboom die wordt gebruikt om een duig naar buiten te wringen wanneer een lek aan de rand van de bodem van het vat hersteld moet worden. Zie ook afb. 231. [N E, 53; A 32, add.; monogr.] II-12
biestmelk biest: beǝs (Panningen), bē̜st (Panningen) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11