28447 |
raat |
graat:
grǭt (L290p Panningen),
raat:
roǝt (L290p Panningen)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (L290p Panningen),
roaë (L290p Panningen),
ròò.e (L290p Panningen),
ròòe (L290p Panningen)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
18167 |
rafel |
rafel:
Men zegt hier dat is uitgeriffeld.
roaffels (L290p Panningen)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rieffele (L290p Panningen),
riffelen:
rifǝlǝ (L290p Panningen)
|
rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
krets:
WLD Additie bij vraag 7b: \'een schurtfig persoon had: \"de krets\"\' (schurft)
de krets (L290p Panningen),
spinnenjager:
špenəjēgər (L290p Panningen)
|
raagbol [SGV (1914)] || ragebol [N 26 (1964)]
III-2-1
|
29763 |
rakelen |
rakelen:
rǭkǝlǝ (L290p Panningen)
|
De kolen in de oven los maken of uit de oven verwijderen met behulp van het rakelijzer. [N 98, 123; monogr.]
II-8
|
29548 |
rakelijzer |
pook:
puǝk (L290p Panningen),
priem:
brēm (L290p Panningen),
rakelijzer:
rǭkǝlī̄zǝr (L290p Panningen),
vuurhaak:
vø̜rhǭk (L290p Panningen)
|
Een doorgaans ijzeren voorwerp waarmee de kolen in de oven los gemaakt of uit de oven verwijderd werden. Zie ook afb. 13. [N 98, 122; monogr.] || IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32]
II-11, II-8
|
19433 |
ramen lappen |
glazen wassen:
də glās wasə (L290p Panningen),
ruiten zemen:
də rūtə zīi̯mə (L290p Panningen)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
29986 |
ramen van een hangende steiger |
schragen:
šrɛ̄x (L290p Panningen)
|
De winkelhaakvormige ramen waarmee een hangende steiger wordt gevormd. Zie ook Van Keirsbilck II, pag. 224 s.v. 'Paard', 'peerd': ø̄Een kloek winkelhaakvormig raam, dat met een haak of met koorden langs den muur gevestigd is, in uitspringende richting gelijk eene console en dient, bij een hangende steiger, om den planken vloer te dragen.ø̄ [N 32, 8b]
II-9
|
24626 |
rank |
reng (mv.):
rĕnj (L290p Panningen)
|
ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)]
III-4-3
|