19045 |
schaterlachen |
zich tranen lachen:
dit is een omschrijving!
wéé hòò-an ŏŏs tròò.me gelòò.chd (L290p Panningen)
|
schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)]
III-1-4
|
17800 |
schede |
metserschede:
métsersjèj (L290p Panningen),
schede:
sjei (L290p Panningen)
|
schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || scheede [SGV (1914)]
III-2-1
|
34115 |
schede van de koe |
lijf:
līf (L290p Panningen),
schede:
schede (L290p Panningen)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|
17774 |
scheen |
scheen:
sjeen (L290p Panningen)
|
scheen [SGV (1914)]
III-1-1
|
34587 |
schei |
karschei:
(mv)
kɛršēi̯.ǝ (L290p Panningen),
schei:
š˙ęi̯ (L290p Panningen),
scheien:
šɛi̯.ǝ (L290p Panningen)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|
19070 |
schelden, schimpen |
schelden:
sjĕlje (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
timpen:
tumpe (L290p Panningen)
|
schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)]
III-1-4
|
30021 |
schelpkalk |
zakkalk:
zakkalǝk (L290p Panningen)
|
Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a]
II-9
|
32251 |
scheluw |
gedraaid:
gǝdrɛjt (L290p Panningen)
|
Gezegd van een plank of duig die scheef is doordat deze gekliefd is uit gedraaid hout. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N E, 3; monogr.]
II-12
|
24897 |
schemeren |
het schemert me voor de ogen:
Wel bij bovenvermelde, maar niet bij scheiding tussen dag en avond. Toch is dit verschil erg vaag.
’t sjeemerde mich vör de auge (L290p Panningen)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t sjee.mert mīch vör de auge (L290p Panningen)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|