e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stempel, leest wig: wex (Panningen) Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278] II-11
sterk ijzerhoudende klei ijzeraarde: ī̄zǝrē̜rt (Panningen) [N 98, 22; monogr.] II-8
sterven doodgaan: doeëtgòò.n (Panningen), kapotgaan: kǝpot˲gǭn (Panningen), sterven: sjterreve (Panningen), sjtĕrve (Panningen) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant kapot gaan: kepŏŏt gòò.n (Panningen) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
steunklos klots: klots (Panningen), steigerklots: [steiger]klots (Panningen) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
steunpaal voor opgeslagen hoogkar gaffel: gǭfǝl (Panningen) Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82] I-13
stiekem geniepig: genipig (Panningen), stiekem: sjtiekem (Panningen), stiekum (Panningen), stil: enne sjtille = n stiekemerd.  sjtil (Panningen), stilletjes: sjtillekes (Panningen) heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4
stier stier: štīr (Panningen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen scheef: i.e. tintelende vingers bij vrieskou.  sjè:jf vingers (Panningen), stijf: sjtîêf (Panningen) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijve mortel te droog: tǝ drȳǝx (Panningen) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9