31317 |
stempel, leest |
wig:
wex (L290p Panningen)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|
29613 |
sterk ijzerhoudende klei |
ijzeraarde:
ī̄zǝrē̜rt (L290p Panningen)
|
[N 98, 22; monogr.]
II-8
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
doeëtgòò.n (L290p Panningen),
kapotgaan:
kǝpot˲gǭn (L290p Panningen),
sterven:
sjterreve (L290p Panningen),
sjtĕrve (L290p Panningen)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kepŏŏt gòò.n (L290p Panningen)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
29981 |
steunklos |
klots:
klots (L290p Panningen),
steigerklots:
[steiger]klots (L290p Panningen)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
gaffel:
gǭfǝl (L290p Panningen)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|
19308 |
stiekem |
geniepig:
genipig (L290p Panningen),
stiekem:
sjtiekem (L290p Panningen),
stiekum (L290p Panningen),
stil:
enne sjtille = n stiekemerd.
sjtil (L290p Panningen),
stilletjes:
sjtillekes (L290p Panningen)
|
heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
stier:
štīr (L290p Panningen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
scheef:
i.e. tintelende vingers bij vrieskou.
sjè:jf vingers (L290p Panningen),
stijf:
sjtîêf (L290p Panningen)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
30015 |
stijve mortel |
te droog:
tǝ drȳǝx (L290p Panningen)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|