e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strowis strobos: štrui̯buš (Panningen) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
struikelen stuikelen: sjtukele (Panningen) struikelen [SGV (1914)] III-1-2
stucadoor plafonder: plǝfoŋǝr (Panningen) Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.] II-9
stuifsneeuw jaagsneeuw: jaagsjnîê (Panningen, ... ), snipsneeuw: sjnipsjnîê (Panningen) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
stuikblok stuikblok: štuk˱blǫk (Panningen) Een zwaar stuk gietijzer of een oud aambeeld dat in de grond verzonken is en waar men zware werkstukken op laat vallen om ze te stuiken. Zie ook het lemma "stuikblok van het aambeeld". [N 33, 285] II-11
stuikblok van het aambeeld stuitblok: štø̜jt˱blǫk (Panningen  [(zit opzij aan het aambeeld vast)]  ) Een zwaar, gietijzeren blok aan de voet van het aambeeld waar men werkstukken op kan stuiken. Zie ook afb. 15 en het lemma "stuiken". [N 33, 55; N 66, 13d] II-11
stuiken stuiken: štukǝ (Panningen), stuiten: štø̜jtǝ (Panningen) Het op de juiste plaats gloeiend gemaakte werkstuk in de lengte samendrukken ten einde de gloeiende plaats korter en dikker te maken. Het stuiken kan op het aambeeld met behulp van hamerslagen worden gedaan. Ook door het werkstuk tegen of op het aambeeld of het stuikblok te stoten of te laten vallen, kan men de doorsnede ervan vergroten. Zie ook het lemma "stuikblok" en "stuikblok van het aambeeld". [N 33, 55; N 33, 284-285; N 66, 13d; monogr.] II-11
stuikmachine stuikmachine: štukmǝšin (Panningen) Machine, die in grote smederijen wordt gebruikt voor het opstuiken van ijzeren staven. Ze is van twee verstelbare klembekken voorzien, waarin de gloeiende stukken worden vastgezet; door het draaien van een vliegwiel worden de stukken tegen elkaar geperst (Zwiers II, pag. 435). [N 33, 284; N 33, 253] II-11
stuitbeen stuitje: sjtuutje (Panningen, ... ), votknook: votknôôk (Panningen) stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)] III-1-1
stuiven van droog zand of stof stuiven: sjtīve (Panningen), sjtūve (Panningen), ’t gèjt sjtive (Panningen) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [SGV (1914)] III-4-4