21670 |
uitstel |
uitstel vragen:
ps. letterlijk overgenomen.
ōētsjtĕĕl vròòge (L290p Panningen)
|
Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17705 |
uitwerpselen |
schijt:
sjīēt (L290p Panningen),
stront:
sjtrónk(t) (L290p Panningen)
|
uitwerpselen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pęrskøtǝlǝ (L290p Panningen)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflak:
kou̯vlaq (L290p Panningen),
koeflater:
kōwflātǝr (L290p Panningen)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zēvǝ (L290p Panningen)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
21387 |
unster |
ponder:
punjer (L290p Panningen),
o.a het wegen van hooi en stro, of veldvruchten enz.
punjer (L290p Panningen)
|
unster (balans) [SGV (1914)] || Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pī.s (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
water:
waa.ter (L290p Panningen),
zeik:
zēj.k (L290p Panningen),
zèjk (L290p Panningen),
zēi̯k (L290p Panningen),
zeiksel:
zĕĕksel (L290p Panningen)
|
urine [N 10c (1961)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pī.sse (L290p Panningen),
pīse (L290p Panningen),
wateren:
waa.tere (L290p Panningen),
zeiken:
zèjke (L290p Panningen),
zēi̯kǝ (L290p Panningen),
(plat).
zēj.ke (L290p Panningen)
|
urineren [N 10c (1961)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
vaalbonte:
vālbǫŋktǝ (L290p Panningen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L290p Panningen),
rind:
renjtj (L290p Panningen),
rindje:
rēntjǝ (L290p Panningen),
vaars:
vārs (L290p Panningen)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|