22709 |
verschillende knikkerspelen |
buiksmijten:
hetzelfde als oetjeegere
boeksjmiete (L290p Panningen),
kulsen smijten:
met knikkers op een cent of allerlei penningen gooien
køͅlsə sjmiete (L290p Panningen),
uitjageren:
met een grote knikker
oetjeegere (L290p Panningen)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
met eem grote knikker al of niet met centen erbij
trumpe (L290p Panningen)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
in het krijt staan:
Opm. meer voor dagelijkse levensbehoeften.
in ⁄t krīēt sjtòòn (L290p Panningen)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34233 |
verse koe |
verse koe:
vōrsǝ kōw (L290p Panningen)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
25344 |
verslachten |
afslachten:
ā.fšlǭxtǝ (L290p Panningen),
uitlichten:
ūtlīxtǝ (L290p Panningen)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
25829 |
versnijbier |
snijbier:
šnībēr (L290p Panningen)
|
Het bier dat men gebruikt om te versnijden. De zegsman uit Q 99 merkt hierover op dat de resten van het brouwsel en van de gisting en het restant uit teruggekeerde vaten werden vergaard in tonnen van 5000 liter. In deze tonnen bevond zich na 2 à 3 jaren een zuur maar helder vocht. Vermengd met jong bier leverde dit het oud bier op. [N 35, 99; monogr.]
II-2
|
25828 |
versnijden |
afsnijden:
ā.fšnīǝ (L290p Panningen),
versnijden:
vǝršniǝ (L290p Panningen),
versnijding:
vǝršnijeŋ (L290p Panningen)
|
Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a] || Verschillende brouwsels mengen. In L 210 gebruikt men als versnijbier oud bier. [N 35, 88; monogr.]
II-2, II-9
|
30058 |
versnijding |
versnijding:
vǝršnijeŋ (L290p Panningen)
|
Elk van de trapsgewijze versmallingen in het metselwerk van een fundament. [N 31, 2a; monogr.]
II-9
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
šprɛi̯ (L290p Panningen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtĕnjig (L290p Panningen)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|