19543 |
vuurslag |
ketsstaal:
kétsjsjtòòl (L290p Panningen)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31508 |
vuursoldeerbout |
roodkoperen bout:
ruǝtkōpǝrǝn bǫwt (L290p Panningen)
|
Soldeerbout die in het (smids)vuur verhit wordt. De kop van de vuursoldeerbout is in koper of ijzer uitgevoerd en heeft doorgaans een hamer- of puntvormig model, afhankelijk van het soort soldeerwerk dat er mee moet worden verricht. Zie ook afb. 184. [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.]
II-11
|
19544 |
vuursteen |
ketssteen:
kétsjsjtèj.n (L290p Panningen),
kétsjsjtèjn (L290p Panningen)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)] || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L290p Panningen)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
31238 |
vuurtong |
tong:
tǫŋ (L290p Panningen)
|
Het tongvormige metalen voorwerp dat met behulp van een hefboom op en neer kan schuiven in het blaasgat van de onder het smidsvuur aangebrachte smidsvorm. De vuurtong dient enerzijds om het blaasgat vrij te houden van sintels en as en anderzijds om de luchtstroom van de blaasbalg of ventilator naar het vuur toe te regelen. Zie ook afb. 9. [N 33, 17]
II-11
|
31570 |
vuurvast vulmiddel |
chamotte:
šamǫt (L290p Panningen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse materialen waarmee de smid de voorstukken van kachels kan opvullen om ze tegen verbranden te vrijwaren. Chamotte is een mengsel van fijngemalen scherven dat vaak aan de klei wordt toegevoegd om deze beter geschikt te maken voor hoge temperaturen. Zie voor het woordtype chamottestenen ook het lemma ɛvuurvaste stenenɛ in WLD ii.8, pag. 70. Asbest is een vezelachtige, onbrandbare stof die in de vorm van platen ook als warmte-isolatie wordt gebruikt.' [N 33, 314]
II-11
|
25125 |
waaienx |
waaien:
weië (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
wèje (L290p Panningen),
⁄t weide (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
ennen dalder (L290p Panningen)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarschouwe (L290p Panningen, ...
L290p Panningen)
|
waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
17952 |
waden |
waden:
waaje (L290p Panningen),
zobben:
zóbbe (L290p Panningen)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|