21675 |
wbd: afzeggen |
ongedaan maken:
ps. letterlijk overgenomen.
ongedòò.n maake (L290p Panningen)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
vlot:
flot (L290p Panningen),
willig zijn:
willig (L290p Panningen)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
rouwkoop (zn.):
ps. letterlijk overgenomen.
rau.wkau.p (L290p Panningen)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
laten:
ich zal ze dich lòòte vör ... (L290p Panningen)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
widfrouw (L290p Panningen)
|
weduwe [SGV (1914)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
widman (L290p Panningen)
|
weduwnaar [SGV (1914)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
sjtōōf (L290p Panningen)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|
25579 |
weegtoestel |
wegeschaal:
wē̜.gǝšǭl (L290p Panningen)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
31200 |
weegtoestel voor ijzer |
balans:
balans (L290p Panningen)
|
In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208]
II-11
|
33821 |
week in de muil |
week in de muil:
wɛi̯k en dǝ mul (L290p Panningen)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|