e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kanten muts zonder sierkrans muts: möts (Panningen) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool kappes: kappes (Panningen, ... ), wit moes: wit moes (Panningen), als vers gewas  witmoos (Panningen), zuurmoes: zoormoos (Panningen) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart bijenpikje: bijenpikske (Panningen), kwikstaart: kwiksjtert (Panningen), langstaartje: langstèrtje (Panningen), witte kwikstaart: witte kwiksjért (Panningen) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || witte kwikstaart III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornetmuts (<fr.): kernétmöts (Panningen) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten boerenmuts: booremöts (Panningen), huifkar: betekenis: zoals in 32a  hoefker (Panningen), witte muts: witte möts (Panningen) huifkar, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte vloed knoeien: knoeien (Panningen) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
witte waterkers witte waterkers: witte waterkers (Panningen, ... ) Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || witte waterkers [DC 51 (1976)] I-5, III-4-3
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Panningen) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
witte, buitenlandse bloem patentmeel: patɛntmē̜l (Panningen) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood brood: Syst. WBD Van ongebuild meel  brôêd (Panningen), weg: wèk (Panningen), Syst. WBD Van gebuild meel  wĕĕk (Panningen) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3