18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L290p Panningen),
bóks (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
doe lups altied met een afgezakte boëks (L290p Panningen),
hij hiel zien boks op met einen lèren riem (L290p Panningen)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18719 |
broekgesp |
boksenklamp:
bókseklamp (L290p Panningen)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
achterhaamskettingen:
oxtǝrhāmskęteŋ (L290p Panningen)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
24913 |
broekland, moeras |
moeras:
moeras (L290p Panningen),
muras (L290p Panningen),
peel:
pieël (L290p Panningen)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bóksepiepe (L290p Panningen)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenband:
bóksembankt (L290p Panningen),
buikriem:
boekriem (L290p Panningen),
riem:
hij hiel zien boks op met einen lèren riem (L290p Panningen)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
tas op de vot:
téés oppt vot (L290p Panningen),
vottentas:
vottetéés (L290p Panningen)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
bóksetéés (L290p Panningen)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broër (L290p Panningen),
brôr (L290p Panningen),
met hoedje ô op de o
brōr (L290p Panningen)
|
broeder [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
29623 |
brok of steek klei |
kluit leem:
klūt lęjm (L290p Panningen)
|
[N 98, 25; monogr.]
II-8
|