e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Panningen

Overzicht

Gevonden: 4207
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek: algemeen boks: boks (Panningen), bóks (Panningen, ... ), doe lups altied met een afgezakte boëks (Panningen), hij hiel zien boks op met einen lèren riem (Panningen) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekgesp boksenklamp: bókseklamp (Panningen) sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen achterhaamskettingen: oxtǝrhāmskęteŋ (Panningen) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: moeras (Panningen), muras (Panningen), peel: pieël (Panningen) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: bóksepiepe (Panningen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenband: bóksembankt (Panningen), buikriem: boekriem (Panningen), riem: hij hiel zien boks op met einen lèren riem (Panningen) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter tas op de vot: téés oppt vot (Panningen), vottentas: vottetéés (Panningen) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksentas: bóksetéés (Panningen) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broër (Panningen), brôr (Panningen), met hoedje ô op de o  brōr (Panningen) broeder [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)] III-2-2
brok of steek klei kluit leem: klūt lęjm (Panningen) [N 98, 25; monogr.] II-8