31202 |
dommekracht |
dommekracht:
dǫmǝkraxt (L290p Panningen),
winde:
wenj (L290p Panningen)
|
Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219]
II-11
|
25120 |
donderen |
hommelen:
hommele (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
hómmele (L290p Panningen)
|
donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24832 |
donderkruid |
schaapsoren:
= plantage lanoeslata L. (= oren v.h. schaap). (Nb. uw bijgevoegde afb. is fout; dat is kennelijk de pl. major).
sjapsōēre (L290p Panningen)
|
donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25121 |
donderwolk |
hommelkoppen:
hómmelköp (L290p Panningen),
nutte koeien:
nötte köje (L290p Panningen)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
hommel:
den hómmel (L290p Panningen),
hommel (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
hómmel (L290p Panningen)
|
donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] || onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25855 |
donker bier |
donker bier:
dǫŋkǝr bēr (L290p Panningen)
|
Bier dat gebrouwen is uit donkere mout. Volgens de invuller uit Q 99 had dit bier een alcoholpercentage van 3,5 procent. [N 35, 96; monogr.]
II-2
|
25022 |
donker worden, duisteren |
avond worden:
’t wört òòëntj (L290p Panningen)
|
schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donkel (L290p Panningen),
(geeft aan een nuance in kleur).
dónkel (L290p Panningen),
duister:
duusjter (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
(= meerdere of mindere afwezigheid van daglicht).
duusjter (L290p Panningen)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
34042 |
donkerbruine koe |
vaal (bijvgl. nmw.):
vāl (L290p Panningen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
doeèt (L290p Panningen),
duət (L290p Panningen),
met hoedje op de o
dōt (L290p Panningen)
|
dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|