23215 |
klepel |
hamer:
de hamer van de klok (L355p Peer),
klepel:
klepel (L355p Peer)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23462 |
klepklok |
kleinste klokje:
het klenste klekske (L355p Peer)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23218 |
kleppen |
kleppen:
het klept (L355p Peer)
|
Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbelen (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer),
kazelen:
cf. WNT: sub wielewalen (I), 3. (Gewest.) Onsamenhangende taal of onzin uitslaan; steeds van gespreksonderwerp wisselen; wauwelen, kletsen, zeuren. [...] kazelen, zeuren (Maasen en Goossens).
kazelen (L355p Peer)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
onnozele praat vertellen:
he vertelt onniezele preut (L355p Peer)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kladzūi̯ǝr (L355p Peer),
kletsoor:
klętsūr (L355p Peer)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbeltrien:
babbeltrien (L355p Peer),
babbelwijf:
babbelwijf (L355p Peer),
gazet:
n gazet (L355p Peer)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleer (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
20720 |
kliekje |
opgewarmd eten:
Syst. Frings
oͅp˃gəwɛ̄rmt ɛ̄tə (L355p Peer)
|
Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17893 |
klieven |
klieven:
haat = hout
haat weert gekliefd (L355p Peer)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|