e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laag grond laag: leug (Peer) laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lő̜̄x (Peer) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond lage weigrond: lēgǝ wē̜gront (Peer) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lēxtǝ (Peer), zonk: zō.nk (Peer) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Peer), botten (Peer), -> e paar botten. Men plaatst er gewoonlijk voor: de stof waaruit ze gevormd zijn: leer of caoutchoue.  botten (Peer), hoge schoen: hoege schoen (Peer), schoen: -> e paar schoe.n.  schōēn (Peer) Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laatste evangelie t letste evangjillióm?].: leste evangelie (Peer) Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)] III-3-3
laatste mis laatste mis: leste mes (Peer) De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)] III-3-3
ladderboom leerboom: līǝrbuǝm (Peer), (mv)  līǝrbīǝm (Peer) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: lāi (Peer, ... ), lade van de tafel: lāi van də tø&#x0304fəl (Peer), lade van een tafel: lāi van n tafəl (Peer), tafellade: tōͅfəllāi̯ (Peer) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1
laden laden: lāi̯.ǝn (Peer) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10