19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lestig (L355p Peer)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
l"tən (L355p Peer),
leüten (L355p Peer),
lo-eten (L355p Peer),
loaiten (L355p Peer),
lōͅte (L355p Peer)
|
laten [ZND 25 (1937)], [ZND 46 (1946)], [ZND m]
III-1-2
|
23752 |
laten wijden |
wijden:
wijjen (L355p Peer, ...
L355p Peer),
zegenen:
zegenen (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24990 |
lauw |
lauw:
la water (L355p Peer),
leu water (L355p Peer)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
aardoom (L355p Peer),
aaërdom (L355p Peer)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)]
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leegloeper (L355p Peer)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23613 |
leerrede |
tekstverklarende preek:
tekstverkloarende preek (L355p Peer)
|
Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30861 |
leest |
leest:
lę̄st (L355p Peer)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
ene lieuw (L355p Peer),
ene liihe(w) (L355p Peer),
’ne līēw (L355p Peer)
|
leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [Willems (1885)], [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|