e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lis (alg.) lis: lisch (Peer) lis [ZND 29 (1938)] III-4-3
litanie van de rozenkrans litanie (<lat.) van onze-lieve-vrouw: litanie van o l vrouw (Peer) De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3
litteken litteken: littieke (Peer), littieken (Peer), lättīəkən (Peer) een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [ZND 01u (1924)] III-1-2
liturgisch vaatwerk heilige vaten: heilige vaten (Peer) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden kazuifels: kazuifel (Peer) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loeien van de koe in het algemeen beuken: bē.kǝn (Peer), bēkǝ (Peer) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loenje toom: tuǝm (Peer) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loensen: B.v. - krijgde giehje schoehwe karakter van.  loensen (Peer), loeren: B.v. - krijgde giehje schoehwe karakter van.  loeren (Peer), lonken: B.v. - krijgde giehje schoehwe karakter van.  lonken (Peer) Loeren (lonken, loensen). [N 109 (2001)] III-1-1
lof lof: ət loͅf (Peer) het lof [RND] III-3-3
long long: looŋən (Peer) De longen: a) van de mens [ZND 01u (1924)] III-1-1