e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mopperen (tegensputteren) grommelen: grommelen (Peer) preutelen: betekenis [ZND 40 (1942)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mergegebed (Peer) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
morsen brassen: knooien en brassen hou ig nie van (Peer), knoeien: knooien en brassen hou ig nie van (Peer) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] III-1-2
mossel mossel: mossel (Peer) mossel [Willems (1885)] III-2-3
mosterd mosterd: mosterd (Peer, ... ) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot mot: mot (Peer, ... ), ook in ZND 31, 038  mot (Peer), snuffel: ook in ZND 31, 038  sniffel (Peer) mot [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
motorfiets tuf: tøv (Peer) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen motregen: motregen (Peer), motrege(r)  moͅtreͅgə(r) (Peer), stofregen: stofrengen (Peer), stofrègen (Peer), stofrege(r)  stoͅfreͅgə(r) (Peer) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: `t motrègent (Peer), motregere  moͅtreͅgərə (Peer), snitselen: snitsele  snetsələ (Peer), stofregenen: `t stofrègent (Peer), `t stofrèngelt (Peer), te stofregere  te stoͅfreͅgərə (Peer) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: mout (Peer) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2