33097 |
nascharren, naoogsten |
nascharren:
nǭsxarǝ (L355p Peer),
scharren:
sxārǝ (L355p Peer)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bēk (L355p Peer),
loper:
lipǝr (L355p Peer)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
26442 |
natuursteen |
blauwe steen:
(mv)
blā stin (L355p Peer)
|
Molensteen vervaardigd uit natuursteen. De natuursteen is in het algemeen afkomstig uit steengroeven van het Duitse Eifelgebergte. Het betreft een zeer poreuze lavasteen die een groot snijdend vermogen heeft en dus uitermate geschikt is voor het malen van tarwe en rogge. De steen is echter snel afgesleten en moet zeer vaak gescherpt worden. Het woordtype franse steen, eigenlijk een kunststeen, is in dit lemma opgenomen omdat de betreffende molenaars ook deze steen als een natuursteen beschouwen. Hetzelfde geldt voor de woordtypen gegoten steen (l 372), ceramieksteen (Q 83), engelse steen (P 176), halfengelse (Q 112) en blauwe engelse (steen) (l 370). De drie laatstgenoemde woordtypen zijn benamingen voor een verbeterde soort Franse steen, vervaardigd van hardere zoetwaterkwarts, die naar Engeland werd geëxporteerd. De halfengelse steen houdt wat hardheid betreft het midden tussen een Franse steen en een Engelse steen. [N O, 17e; Vds 182; Jan 174; Coe 117; Grof 139; N D, 5; N O, 17h; N O, 17i]
II-3
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
stipt:
hééə is stipt (L355p Peer)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
20361 |
neef |
neef:
nèv (L355p Peer)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21475 |
neger |
afrikaan:
Afrikaan (L355p Peer),
neger:
neger (L355p Peer, ...
L355p Peer),
zwarte, een -:
zwarte (L355p Peer)
|
neger [N 102 (1998)], [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
17629 |
nek |
nek:
nɛk (L355p Peer),
B.v. Het achterste diel vannen hals is de nek.
nek (L355p Peer)
|
Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
(nēmen) (L355p Peer),
nemen (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer),
pakken:
pakən (L355p Peer)
|
nemen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
24215 |
nest |
nest:
nest (L355p Peer)
|
nest [Willems (1885)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
vleg (L355p Peer),
ze zijn vlug (L355p Peer)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|