e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ogenblikje, korte tijd, eventjes beetje: bitske (Peer), eventjes: effekes (Peer) even [ZND 34 (1940)] III-4-4
okkernoot noot: neet (Peer) I-7
oksaal doksaal: n schoen dekzeul (Peer), *slecht leesbaar  e schoen diksaal (Peer), hoogzaal: e schoe-en hoe-egzaal (Peer), e schoen hoegsaol (Peer), e schoen hoegzaal (Peer), oksaal: e schoein oksaal (Peer), oksaal (Peer), ə schūən əksōəl mät mən nouən äləgər (Peer) Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksel oksel: B.v. onder den ehrem zit den oksel.  oksel (Peer) Oksel (oksel, onder de arm). [N 109 (2001)] III-1-1
oliebol oliebol: Syst. Frings  oliboͅl (Peer) Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Peer) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omarmen omarmen: omarme doede as ge iemand lang nie mieje gezien had (Peer) Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)] III-1-2
omgang van de toren omgang: omgang (Peer) De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)] III-3-3
omheinen afmaken: āfmākǝ (Peer), āvmākǝ (Peer), afsluiten: afslou̯tǝn (Peer), afspannen: afspannen (Peer) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining afsluiting: āvslē̜i̯teŋ (Peer), tuin: tø̜i̯n (Peer) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8