21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rɛ.igdum (L355p Peer)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21597 |
rijke lieden |
rijk volk:
rijk volk (L355p Peer),
rijke lui:
rijke lei (L355p Peer)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
ene gendêrm (L355p Peer),
enə ženderm (L355p Peer),
ne genderem (L355p Peer)
|
Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
26478 |
rijn |
anker:
aŋkǝr (L355p Peer),
rijn:
rīn (L355p Peer)
|
Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120]
II-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
ijzel:
hiezel
hizəl (L355p Peer),
rijm:
ps. boven de j staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
rîjm (L355p Peer),
rijp:
rijp (L355p Peer)
|
rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
boonstaak:
boenstaak (L355p Peer),
erwtenrijs:
erteriezer (L355p Peer),
erwtrijs:
ērtrijs (L355p Peer),
rijs:
rijs (L355p Peer)
|
[ZND 23 (1937)]Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)], [ZND 06 (1924)]
I-7
|
20603 |
rijstebrij |
rijstpap:
Syst. Frings V.
rɛ̄i̯spap (L355p Peer)
|
Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20737 |
rijstevlaai |
rijstvlaai:
Syst. Frings
rɛi̯s˃vlāi̯ (L355p Peer)
|
Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34643 |
rijtuig |
voiture:
vu̯atȳr (L355p Peer)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|