17695 |
slokdarm |
slokdarm:
B.v. de slokdehrm doa giegeht eten door noa de maag.
slohkderm (L355p Peer)
|
Slokdarm (slikdarm, krop, gorgel). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
salade:
slo[o}t (L355p Peer),
sloor:
slūr (L355p Peer)
|
Een slodder, slons, sloor (vuil wijf). [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
19894 |
slot |
slot:
slōt (L355p Peer)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
17577 |
sluik haar |
geen kapsel van te maken:
giehje kapsel van te maken (L355p Peer),
stekelhaar:
stèkkelhoar (L355p Peer)
|
Recht, sluik haar (stijf/plat haar, pemelen, piezelen, stekelhaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17933 |
sluipen |
sluipen:
ne normale mens sluipt nie (L355p Peer)
|
Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17741 |
smaak |
goesting:
B.v. smaak is goesting.
goesting (L355p Peer),
smaak:
B.v. smaak is goesting.
smaak (L355p Peer)
|
Smaak (smaak, goesting). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33973 |
smalle buikriem |
buikband:
bǫu̯k˱ba.nt (L355p Peer)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
33691 |
smalle weg, pad |
paadje:
pękǝ (L355p Peer)
|
Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
31284 |
smeden |
smeden:
smēǝn (L355p Peer)
|
In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.]
II-11
|
19421 |
smeulen |
smeulen:
het smeelt onder de asch (L355p Peer),
smokken:
Een eerste invuller schreef \'smoekt\', de tweede invuller heeft de \'s\' doorstreept en de mededeling \"zonder vuur (hooi)\"toegevoegd.
het smoekt onder de asschen (L355p Peer),
zilteren:
Opgave van de tweede invuller.
het ziltert onder de asschen (L355p Peer)
|
Hoe zegt ge wanneer iets brandt zonder vlam ? Het ... onder de as [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|