18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergeve (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21660 |
verhogen |
opzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅpzeͅttə (L355p Peer)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrijə (L355p Peer)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrijə (L355p Peer)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
tintelen:
mən vit tentələn (L355p Peer)
|
mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich ben verkaad (L355p Peer),
ich bin verkaad (L355p Peer)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ge zult ne kaa vatten (L355p Peer),
gè geut kaa krijgen (L355p Peer),
ich hêm ene kaa oppe borst (L355p Peer)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verbelgiquen?:
vərbəlžikə (L355p Peer),
verkwanselen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ferkwansələ (L355p Peer),
verkwansələ (L355p Peer)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfzeͅtə (L355p Peer)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verliezen (L355p Peer, ...
L355p Peer),
verlizen (L355p Peer)
|
Verliezen. [Willems (1885)] || wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-1, III-3-2
|