18229 |
voile |
voile (fr.):
vohwel (L355p Peer),
voihwell (L355p Peer)
|
Lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23585 |
volkszang |
volkszang:
volkszang (L355p Peer)
|
Volkszang, samenzang van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23692 |
volle aflaat |
volle aflaat:
vollen aafloat (L355p Peer)
|
Een volle aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
biǝr (L355p Peer),
bēr (L355p Peer),
bīr (L355p Peer)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
26529 |
vonderbalk, pasbrug |
volder:
vǫldǝr (L355p Peer),
vonder:
vonder (L355p Peer)
|
De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22]
II-3
|
19412 |
vonk |
vonk:
voŋk (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
momber:
mommər (L355p Peer)
|
voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
veerbeeen (L355p Peer)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
voorgeborchte:
veergeberchte van de bichtstoel (L355p Peer)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|