17976 |
zieke |
zieke:
zieke (L355p Peer)
|
De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
sukkelachtig:
siggelachtig (L355p Peer),
ziekelijk:
zikkelijk (L355p Peer)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
ziekenhuis:
zikkenhous (L355p Peer)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
die zikde is besmettelijk (L355p Peer),
die zikte besmèttelik (L355p Peer),
voortgeunde zikte (L355p Peer)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
23617 |
zielboek |
dodenlijst:
doeedelijst (L355p Peer),
zielenboek:
zieleboak (L355p Peer)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieken (L355p Peer),
kiĕken (L355p Peer),
kikən (L355p Peer),
kiëken (L355p Peer),
komen:
komen (L355p Peer),
zien:
zien (L355p Peer),
zin (L355p Peer)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || zien [RND]
III-1-1, III-1-2
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zijaltoar (L355p Peer)
|
In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23354 |
zijbeuk |
zijbeuk:
zijbeuken (L355p Peer)
|
De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17644 |
zijde |
zij(de):
zęj (L355p Peer)
|
Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.]
II-7
|
23359 |
zijkapel |
zijkapel:
zijkapellen (L355p Peer)
|
Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|